Onze maatschappij wordt steeds complexer. Ook lokale besturen merken dat de eenvoudige, lineaire oplossingen niet meer voldoen voor hun uitdagingen. Vandaag moeten ook zij rekening houden met de vijf p’s van duurzame ontwikkeling: people, planet, prosperity, peace en partnership. We spraken met Wim Dries, burgemeester van de Stad Genk, over zijn visie hierop. Hij gelooft dat future-proof steden het beste antwoord kunnen bieden op de uitdagingen van binnenkort.
Bottom-up
Om onze geglobaliseerde maatschappij duurzaam te houden, is het aangewezen om ook het lokale verhaal in orde te hebben. Wim Dries: “Ik gebruik in die context graag de een quote van Koen Vanmechelen. Die klinkt als volgt: The Global Only Exists By The Generosity Of The Local. Het is in essentie een oproep voor een bottom-up-aanpak van de globalisering. Die aanpak geldt ook voor hoe we met het openbaar domein omgaan. Burgers willen graag in hun stad wonen en vragen inspraak in wat er in hun buurt gebeurt. Zo krijgen ze een veilige omgeving en een goede balans in hun leven. Als bestuur is het cruciaal om te luisteren naar hun input. Niets doen is geen optie, dan gaan we alleen achteruit met de levenskwaliteit van onze stad.”
“Een slimme, duurzame stad is een inclusieve stad waar iedereen kan participeren. Wanneer de bewoners zeggen: ‘Ik woon hier graag’, dan is voor mij het doel bereikt.”
Wim Dries, burgemeester Genk
Technologie als middel
Technologie is een uitstekend middel om een duurzame en participatieve stad of gemeente te bouwen waar men graag woont. Volgens Wim Dries moet aan het gebruik van technologie wel een praktische vraag vooraf gaan, zodat de technologie haar nut concreet kan bewijzen. “We gebruiken technologie alleen als de meerwaarde vooraf duidelijk is. Wanneer er bijvoorbeeld de opmerking van buurtbewoners komt dat er te snel gereden wordt in hun straat, is dat het uitgelezen moment om tellingen te doen of mobiele controles uit te voeren. Zo proberen we objectief na te gaan wat er aan de hand is en kunnen we sneller de gepaste oplossing bedenken.”
“Mensen zoeken verbeteringen die het leven in hun omgeving aangenamer maakt. We luisteren naar hen en gebruiken ook technologie om naar een oplossing te zoeken. Zo werken alle partijen samen aan een meer duurzame stad”, zegt Wim Dries. “Die aanpak is zeker aan te bevelen. Het valt ook samen met de aspiraties van onze bewoners. Ze willen betrokken zijn, ze willen een veilige omgeving en wie werkt, wil ook voldoende kunnen genieten van het leven.”
Maatschappelijke meerwaarde als ROI
Wim Dries: “Technologische toepassingen zijn interessant als ze antwoorden bieden op concrete problematieken. Het garandeert dat je investering rendeert – wat in een overheidscontext niet altijd financieel hoeft te zijn. Als overheid zijn we dienstverleners aan onze burgers, we moeten de stad leuker maken om in te wonen. Niet elke slimme toepassing moet geld opbrengen. We kunnen bijvoorbeeld in realtime aangeven hoe druk het is bij het recyclagepark en welke afvalcontainers al dan niet vol zijn. Zoiets brengt het stadsbestuur geen directe financiële baten, maar maakt het wel comfortabeler voor onze burgers. We zorgen dus voor een maatschappelijke meerwaarde.”
Vertrouw op derde partijen
Om die meerwaarde te realiseren en een aangename woonomgeving te creëren voor de burgers, moeten besturen ook samenwerken met technologiebedrijven. “Vroeger ontwikkelden steden en gemeenten noodgedwongen eigen oplossingen”, vertelt Wim Dries. “Het aanbod van software en andere technologie op maat van lokale besturen was vrijwel onbestaande op de privémarkt. Daar is de laatste jaren een grote verandering in gekomen. Nu kunnen lokale besturen vooral faciliteren, richting geven aan hun leveranciers en niet zelf de toepassingen bouwen. Uiteraard moet je aan bestaande toepassingen een lokale toets kunnen geven, waarbij we zeker moeten vermijden dat er een gefragmenteerd landschap van allerlei afgezonderde oplossingen ontstaat in Vlaanderen. Elke stad of gemeente mag zeker z’n eigenheid behouden, maar die eigenheid mag niet leiden tot inefficiëntie.”
“We kunnen ook zaken oppikken van de privésector. Algemeen bekeken staan zij verder in cybersecurity en in het ontsluiten van gegevens. Alles wat we versneld van hen kunnen leren, is goed meegenomen”, aldus Wim Dries.
Openheid van data en software
Wim Dries is een grote voorstander om software en vooral hun data zo open mogelijk te houden: “De tools van steden en gemeenten moeten open genoeg zijn om de verschillende applicaties met elkaar te verbinden en om gegevens over besturen heen te kunnen delen. Als we de gegevens over parkeerkaarten voor personen met een handicap in Genk delen met bijvoorbeeld Antwerpen, dan moet de burger zich maar één keer registreren en niet in elke stad apart. Zoiets kan alleen als we met open standaarden werken en de gegevens op een veilige manier uitwisselen.”
“Die openheid versterkt de ontwikkeling van de privémarkt”, vervolgt Dries. “Bedrijven die werken aan toepassingen voor lokale overheden moeten niet meer alle software voorzien. Ze kunnen er een stukje uitpikken en zich daarop focussen. Een bedrijf kan zich bijvoorbeeld richten op software voor nummerplaatherkenning bij het binnenrijden van de parkeergarages. Een ander zal zich dan wel bezighouden met de installatie van de camera’s en nog een ander ontfermt zich over de betalingsmogelijkheden. De haast volledig geautomatiseerde verwerking van GAS-boetes toont aan dat zo’n keten van applicaties heel goed kan werken.”
Nood aan standaarden
Om die openheid vlot te laten verlopen, is er nood aan afspraken rond standaarden. Die worden liefst op zo’n hoog mogelijk niveau vastgelegd, vindt Dries: “Zonder strikte richtlijnen rond gegevensformaten wordt openheid moeilijk. Zoiets mag best op Vlaams en Europees niveau beslist worden, ideaal zelfs wereldwijd, maar da’s misschien een beetje utopisch. Hoewel, het internet is ook wereldwijd georganiseerd. Het is dus essentieel dat een overkoepelende overheid een aantal kaders opstelt voor onze digitalisering. Zo kunnen lokale besturen de oplossingen kiezen die bij hun situatie passen zonder zich zorgen te maken over integraties.”
Lokale overheden steeds aan het stuur
Dragen we dan de hele keten van de technologische oplossingen over aan de privémarkt? Toch niet, het is voor de Genkse burgemeester belangrijk dat steden en gemeenten steeds het beheer van software en vooral van de data in handen hebben: “Vendor lock-in kunnen we zeker missen, we willen niet afhankelijk zijn van de leverancier van de software. We moeten daarnaast ook de bewaker van de data zijn -de gatekeeper, dus- en zorgen dat ze niet misbruikt wordt. Alleen zo kunnen we op dit moment de openheid garanderen in combinatie met maximale privacy. Burgers zijn meer geneigd om mee te werken aan je gedigitaliseerde stad als ze weten dat hun data niet wordt doorverkocht of gebruikt om commerciële redenen. Er zijn nu te weinig neutrale spelers in de markt om dit mogelijk te maken. Daarom beschouw ik dit momenteel als een taak voor de overheid.”
Neutrale spil voor software en gegevens
“Bij MyCSN vinden we die neutraliteit terug”, verklaart Wim Dries. “Het dataplatform is ook open zodat we onze tools er eenvoudig in kunnen onderbrengen en onze gegevens snel krijgen waar we ze nodig hebben. Tegelijk geeft het systeem ons ten allen tijde volledige controle over die informatie. Ik ben ervan overtuigd dat de grote softwareleveranciers hun toepassingen liever connecteren via zo’n neutrale hub dan rechtstreeks met elkaar. Ook die werkwijze helpt om je digitale stad in een stroomversnelling te krijgen.”