Stefaan Vandist was onze gastspreker op het lanceringsevenement van MyCSN GEO. Hij is auteur van het boek Pretopia. Daarin komt onder meer aan bod hoeveel belang steden hebben bij een goed verhaal over hun duurzaamheid. Plus, om het verhaal meteen om te zetten in actie.
Welke stad heeft volgens jou een goede, concrete toekomstvisie op duurzaamheid?
Stefaan: “Het is een moeilijke vraag, want elke stad is verschillend, de strategische uitdagingen zijn anders en de oplossing dus ook. De duurzaamheidsbenadering van steden is even divers als de steden zelf. Een inspirerend voorbeeld is wel Singapore. Daar heerst een traditie aan toekomstverkenning en langetermijndenken. Ergens in de jaren zestig hebben ze beslist dat ze een aantrekkelijke stad moesten zijn als ze het economische power house van Zuid-Oost-Azië wilden worden. Singapore moest dus een stad zijn waar mensen met veel talent zich willen vestigen. Zo is Singapore een natuurinclusieve stad geworden. Je ziet niet alleen groen in het financiële hart van de stad op de daken van hoge bedrijfsgebouwen, maar ook in de drukke straten. Naar eigen zeggen zijn zij de stad met het meest kwalitatief groen ten opzichte van de bevolkingsdichtheid.”
Stefaan: “Door hun stad maximaal te vergroenen, hebben ze er een soort spons van gemaakt die hun stad niet alleen beschermt tegen overmatige warmte. Ze kunnen ook hele grote volumes neerslag verwerken. Hun verhaal van “a city in a garden” heeft gezorgd voor een adaptief stadsklimaat, gaat de klimaatverandering tegen, creëert biodiversiteit, geeft de sociale cohesie een boost en doet de economische waarde van een stad stijgen. Dat zijn vijf hele krachtige voordelen.”
"Elke cent die je investeert in bomen, krijg je vijf keer terug dankzij lagere uitgaven in de gezondheidszorg."
Stefaan: “Als je in Singapore op de bus staat te wachten, zie je vijf, zes soorten vlinders tussen je benen vliegen en je kan apen en vogels observeren terwijl je gewoon door de stad wandelt. Interessant aan een natuurinclusieve stad is dat je veel meer sociale cohesie krijgt. Mensen gaan meer initiatief nemen, gaan zich buiten veiliger voelen, gaan sporten. Zo krijg je meer toevallige ontmoetingen. Dat is een interessante meerwaarde, want dat boost wel een beetje de mentale gezondheid van mensen. Met een groene stad bespaar je op kosten in de gezondheid. In New York zeggen ze dat iedere dollar geïnvesteerd in bomen vijf keer terugkomt als besparing in de gezondheidseconomie.”
Stefaan: “Ik kies doelbewust om over Singapore te praten. Je kan heel terecht vragen stellen bij het regime, de vele hoogbouw, de mensenrechten, maar dat is net zo interessant. Het is spannend en geeft aan dat de perfecte stad niet bestaat.”
Als we naar Europa kijken, aan welke stad denk je dan?
Stefaan: “Amsterdam heeft zichzelf uitgeroepen als de eerste donut city. Hun inspiratie komt van de Britse econoom Kate Raworth. Haar donut-model gaat uit van een economie die welig mag tieren tussen een sociale ondergrens en een ecologische bovengrens. Amsterdam wil binnen die grenzen blijven en doet dat vooral met circulaire businessmodellen.”
Stefaan: “Het Doughnut Economics Action Lab uit Oxford heeft Amsterdam als proeftuin gebruikt. Zij verzamelen bijvoorbeeld heel veel data over de energiestromen en materiaalstromen in de stad. Zo kunnen ze nagaan of ze binnen de donut blijven en welke de voornaamste actiepunten zijn om te verbeteren. Heel de logistiek in en rond Amsterdam wordt met veel lef geïnnoveerd. Zo wil Amsterdam de uitstoot van het verkeer zo laag mogelijk krijgen tegen 2025. Daar werken ook de retailers en transportbedrijven aan mee. Het is opvallend hoe je veel meer elektrisch vervoer en nog meer fietsen op de baan ziet. Je merkt dat de visie effectief omgezet wordt in actie.”
Stefaan: “Amsterdam heeft ook ecologen in dienst die allerlei ingrepen doen om de biodiversiteit in de stad te verbeteren. Intussen is de biodiversiteit in Amsterdam groter dan in het buitengebied in Noord-Holland. Met andere woorden, meer biodiversiteit in de stad dan in landbouwgebied. Dat vind ik heel tof voor de stad.”
Nog dichter bij huis komen we uit bij Leuven, correct?
Stefaan: “Ik vind de strategie van Leuven wel interessant omdat ze internationaal rondkijken naar hoe men aan een klimaatneutrale samenleving of een circulaire economie werkt. Om dan de beste ideeën te adapteren, naar de burger brengen en een doorbraak proberen forceren. Een interessant project is de Materialenbank Leuven. Het idee is dat ze voor de bouwsector een soort hub creëren om zoveel mogelijk materialen te gaan hergebruiken. Ongeveer 40% van het afval in Vlaanderen komt van een sloophamer. Maar, ere wie ere toekomt, de bouwsector is ook de sector die het meest recycleert. Wel is er nog een enorme ruimte om dat te gaan optimaliseren en dat probeert Leuven te doen door afbraakmateriaal zo hoogwaardig mogelijk te gaan valoriseren.”
“We hebben iemand nodig die een aantrekkelijk en verbindend toekomstbeeld creëert.”
Stefaan: ”Leuven participeert samen met 99 andere Europese steden in de Cities Mission. Het is een EU-project met als doel minstens 100 klimaatneutrale, smart cities te hebben tegen 2030. In België doen Antwerpen, Brussel en La Louvière mee aan het project. Ook Amsterdam is van de partij.”
Stefaan: “Een goede toekomstvisie stopt niet bij goede intenties, de uitwerking is belangrijker. Het houdt in dat je de mensen meekrijgt in je toekomstverhaal en hen tot actie aanzet. Zo ontstaat er een coalition of the willing, een groep koplopers, die meer en meer anderen meetrekt. Dat schijnt wel te lukken in Leuven, waar de stad een faciliterende rol heeft en samenwerking stimuleert. De KU Leuven doet mee aan vele initiatieven, imec ook, en nog vele anderen.”
Hoe moet de rest van Vlaanderen aan de slag met duurzaamheid?
Stefaan: “Ik merk op dat men bijvoorbeeld in Nederland eerst aan de storytelling werkt en daarna kijkt hoe ze het kunnen waarmaken. In Vlaanderen geven besturen eerder de voorkeur aan een uitgebreide analyse om dan eventueel over te gaan tot implementatie. Beide strategieën hebben voordelen, maar het zou positief zijn als we hier voor meer storytelling gaan.”
Stefaan: “We hebben iemand nodig die een aantrekkelijk en verbindend toekomstbeeld creëert. Ik ben geen grote believer van allerlei participatietrajecten, maar als het ergens op z’n plaats is, dan is het hier waarin je samen met de burgers een visie over je omgeving gaat ontwikkelen. Zodat de burger zich ook herkent in wat daarna ontstaat. En dat andere steden er zich op inspireren.”
Stefaan: “Een samenwerking over de landsgrenzen heen zou ook een oplossing kunnen bieden. Een soort van circulaire lowlands, met andere woorden. Steden van overal zouden sneller de schouders moeten zetten achter een gedeeld verhaal en op basis van energie- en materiaalroutes zouden mooie, groene samenwerkingen kunnen ontstaan.”