Wat verwachten we van een slimme stad? Alle innovaties, initiatieven en ontwikkelingen met betrekking tot een slimme stad hebben uiteindelijk hetzelfde doel: een betere en meer leefbare stad. Het klinkt erg voor de hand liggend. In een betere stad is het verkeer veiliger, de openbare ruimte is er schoner, kinderen hebben er meer plek om te spelen en het openbaar vervoer is efficiënter. Hoe komen we telkens een stap dichter bij deze doelen?
Jan Adriaenssens, directeur City of Things bij onderzoekscentrum imec, gelooft dat een slimme stad vooral een “open stad” is, die op een verstandige en structurele manier nadenkt over de inzet van technologie in de publieke ruimte bij het realiseren van haar plannen en ambities.
Wat is een slimme stad?
Jan Adriaenssens: “Ik spreek liever over de stad van de toekomst. Tegenwoordig zijn al te veel dingen slim, onze smartphones zijn dat bijvoorbeeld al jaren. De term slimme stad werd misschien te veel gebruikt om te verduidelijken dat het draait om technologie. Dat is echter niet de kern van waar we naartoe willen gaan. In de toekomst willen we een stad die blijft verrassen. Een stad die steeds verbetert, niet een stad waar we alleen om de oren geslagen worden met technologie.”
“In de stad van de toekomst zullen beleidsmakers dezelfde bekommernissen hebben als vroeger. Ze zullen zich blijven afvragen hoe ze het leven van de bewoners aangenamer kunnen maken. Moderniseren zal nog altijd gebeuren door oplossingen te bieden voor reële problemen. Daar komt ook vandaag technologie aan te pas.”
“Elke beleidsverantwoordelijke zou een digitale reflex moeten hebben en zich bij elk project moeten afvragen welke rol technologie erin zou kunnen spelen. Ook om mogelijk te beslissen om geen technologie in te zetten. Want technologie inzetten, gebeurt puur in functie van het gewenste doel, niet als middel op zich. Zo is het altijd al geweest, beeld je maar in welke impact verkeerslichten of tunnels hebben gehad op onze belevenis van de stad. En niet altijd ten goede, wanneer men onvoldoende had nagedacht over het uiteindelijke doel. We willen dus nog steeds hetzelfde: betere, groenere, speelsere steden.”
Elke beleidsverantwoordelijke zou een digitale reflex moeten hebben en zich bij elk project moeten afvragen welke rol technologie erin zou kunnen spelen.
Welke stappen kunnen we nemen om sneller te evolueren tot die toekomst?
“Bijna alles in een stad draait om drie kernactiviteiten: wonen, werken en ontspannen. Niemand komt naar een stad om de mobiliteit te beleven, het staat altijd in functie van één van de drie kernactiviteiten. Mensen willen wel wonen in een stad waar het gemakkelijk is om zich van het kantoor naar huis te verplaatsen. Een stad is dus aantrekkelijker wanneer er over verschillende gebieden tegelijk verbetering komt.”
Op welke manier moeten we een “open stad” interpreteren?
Jan Adriaenssens: “Veel digitale diensten en data overschrijden beleidsdomeinen en kan men ergens anders inzetten of combineren met andere data. Steden kunnen bijvoorbeeld de luchtkwaliteit meten, tellen hoeveel dieselauto’s er rijden met nummerplaatherkenning, de impact van het weer op mobiliteit waarnemen, en meer. Verschillende leveranciers bieden elk de data van deze diensten of producten onafhankelijk aan, naast elkaar. Dat maakt integratie in bestaande of nieuwe toepassingen niet zo eenvoudig. Tenzij men afspraken maakt over een gestandaardiseerde aanpak en een gedeeld technologisch ecosysteem, waardoor iedereen op een interoperabele manier met systemen en gegevens kan omgaan.”
“Een open samenwerkingsmodel en een overkoepelende Vlaamse structuur zijn dus essentieel om tot een ecosysteem van slimme steden en gemeenten te komen en te evolueren naar een slimme regio. Diverse partijen worden bij een project betrokken omwille van hun sterktes. Er is niet één dominante partij. Dit werkt interoperabiliteit in de hand en stimuleert de sector om te innoveren.”
Heeft Vlaanderen het draagvlak om zich te ontwikkelen tot een regio van open steden?
Jan Adriaenssens: “Onder impuls van het Smart Flanders-programma is bij de Vlaamse centrumsteden de laatste jaren veel bewustwording ontstaan rond open data. Om de wildgroei aan lokale initiatieven te stroomlijnen en de interoperabiliteit van data en applicaties mogelijk te maken kende de Vlaamse Regering eind 2019 een subsidie toe voor de ontwikkeling van een Vlaamse Open City Architectuur (VLOCA). Imec ontwikkelt VLOCA samen met VITO in opdracht van het Agentschap Binnenlands Bestuur. Voor de ontwikkeling van de VLOCA gaan imec en VITO co-creatief aan de slag met lokale besturen, het bedrijfsleven en andere belanghebbenden om te komen tot een breed gedragen referentiekader voor projecten in slimme steden, gemeenten en Vlaanderen, dat voldoet aan de Europese afspraken ter zake. Dit referentiekader bevat onder andere afspraken en richtlijnen over de uitwisseling van gegevens tussen de verschillende IT-systemen. Die gedeelde visie over een open digitale architectuur moet leiden tot efficiëntere digitale oplossingen voor lokale overheden en hogere beleidsniveaus.”
Hoe kunnen lokale besturen hieraan bijdragen?
Jan Adriaenssens: “Een stads- of gemeentebestuur heeft een belangrijke rol in wat er in de publieke ruimte plaatsvindt. Denk bijvoorbeeld aan lage emissiezones, beveiligingscamera’s, meten van luchtkwaliteit, deelfietsen en meer. Om dit waar te maken, moet het lokaal bestuur licenties aanvragen, privacybescherming garanderen en toepassingen implementeren. Een stad van de toekomst komt er voor een groot stuk uit de beslissingen van de stad zelf. Wanneer steden en gemeenten een probleem oplossen of moderniseren, moeten ze stilstaan bij hoe ze technologie kunnen implementeren.”