DataNews luisterde naar myCSN’s ambitie om het platform te zijn voor slimme steden. Het volledige artikel kunt u hier lezen.
Smartcitytoepassingen voor elke stad of gemeente, ongeacht de omvang. Dat is de ambitie van myCSN. Maar ten opzichte van klassieke spelers ligt de essentie niet bij een afgelijnde oplossing, wel bij de data die wordt gegenereerd.
myCSN, kort voor my City Services Network, is een dochter van Cipal Schaubroeck (op zijn beurt een dochter van intercommunale Cipal DV) en klimaatbedrijf Nuhma, dat in handen is van 41 Limburgse gemeenten en de gemeente Laakdal. De organisatie telt momenteel een twaalftal mensen en ontwikkelde de afgelopen jaren haar platform om de sensoren en data van smartcitytoepassingen te verzamelen en in te zetten voor andere doeleinden, als de stad of gemeente dat wil. “Zij blijven steeds eigenaar van hun eigen data, ” benadrukt general manager Luc Van Maldeghem.
Waar zit het verschil met wat Cipal Schaubroeck doet? Zij bedienen toch ook steden en gemeenten met IT-toepassingen?
LUC VAN MALDEGHEM: Cipal bouwt applicaties voor de backoffice, voor hun HR, het innen van belastingen, en toepassingen rond de eID. Zeer voorspelbare toepassingen. Ons domein is een nieuwe business, bijvoorbeeld het connecteren van verkeerslichten met de straatverlichting, maar evenzeer het aansturen van slimme vuilnisbakken. Wij moeten snel kunnen schalen of downsizen en dat vraagt ook een heel flexibele infrastructuur.
JAN GEUKENS (CTO): Er is ook een verschil in de data die gebruikt worden. Zij werken rond documenten, bijvoorbeeld geboorteaangiftes of sterftecijfers en sociale zaken. Wij werken rond data afkomstig uit sensoren of objectherkenningsmodules.
Wat kan het platform van myCSN vandaag?
VAN MALDEGHEM: We kunnen de applicaties van een stad of gemeente, zelf gebouwd of door externen, hosten en ze connecteren aan onze message bus. Daar komen alle gegevens samen. Van die toepassing, van andere dataplatformen, van open data en van interne systemen van gemeenten. We kunnen die openstellen naar andere dataplatformen en naar commerciële spelers, als open data.
Daarnaast kunnen we allerhande soorten sensoren, die zowel video, beweging als fijn stof of andere dingen meten, connecteren als ze aan een standaard voldoen. We kunnen de datastromen tussen die sensoren en de applicatie beheren, of van een sensor naar verschillende applicaties. In die laatste twee hebben we veel tijd in gestoken zodat data uit een sensor zo veel mogelijk herbruikbaar is. Er zijn steden waar op het marktplein vier camera’s staan voor vier verschillende applicaties. Dat is dom. Neem er twee voor redundantie en stuur die data naar zes of tien toepassingen.
GEUKENS: We zetten ook aggregatiecases op. Met onze data broker brengen we bronnen samen en we doen er analytics op om bijvoorbeeld een nieuwe datastroom te genereren en die opnieuw aan te bieden.
Jullie zijn via jullie moederbedrijven in handen van een groot deel van de Limburgse en Antwerpse steden en gemeenten. Is dat ook jullie doelpubliek? En wil dat zeggen dat een Nieuwpoort of Aalter dan meer moet betalen voor jullie diensten?
VAN MALDEGHEM: Iedereen betaalt evenveel, de enige variabele is de infrastructuur. Een grote stad die verschillende toepassingen heeft, zal natuurlijk meer geheugen, CPU of netwerkbenodigdheden hebben dan een kleine stad. Maar de softwarelaag blijft voor iedereen dezelfde. We gebruiken voor onze infrastructuur bewust openbroncomponenten, waardoor we niet afhankelijk zijn van de microservices die de grote spelers (zoals Google, Amazon of Microsoft, nvdr.) aanbieden. We zitten wel met ons cloudplatform bij Amazon in Frankfurt.
Waarom Amazon en niet een Belgische speler, of Cipals eigen datacenter?
GEUKENS: Vooral omwille van de schaalbaarheid en groei. Wij zitten met use cases waarvan het vaak moeilijk is om de schaal te voorspellen en daarom hebben we de technologische keuze gemaakt om in de publieke cloud te gaan.
VAN MALDEGHEM: En specifiek Amazon omdat de kostprijs een belangrijke driver is. Maar we zijn cloud-agnostisch. Onze ambitie is om, op termijn, als het nodig is, het volledige platform voor alle steden en gemeenten op 44 minuten bij een andere cloudprovider up and running te kunnen brengen. Minus de historische data, want dat vraagt een grotere migratie.
De kans is klein, maar een aantal grote cloudproviders hebben er het afgelopen jaar wel eens uitgelegen. Wat doen jullie als zo plots de smartcitytoepassingen van half Vlaanderen offline gaan?
GEUKENS: Dat is die 44 minuten waar wij tussen regio’s van AWS kunnen switchen. En om bijvoorbeeld naar Azure te gaan moeten er nog wel wat scripts aangepast worden, maar op termijn moet ook dat mogelijk zijn.
VAN MALDEGHEM: Vandaag is die nood er niet, en het zou één ontwikkelaar ongeveer een week kosten om dat aan te passen. Maar er is wel een plan als het nodig zou zijn. We spreiden de volledige message bus over 22 verschillende nodes. Dus als er een probleem is bij AWS in een specifieke zone, dan blijft de applicatie draaien. Misschien tijdelijk iets minder performant, maar ze blijft wel overeind.
Jullie kijken naar informatieborden, sensoren op straatlantaarns, slimme parkeerplaatsen. Leuke toepassingen, maar spelers als Bosch of Signify maken die al. Tegelijk zien we bedrijven als Cronos en Living Tomorrow proefprojecten opzetten. Waar maken jullie het verschil?
VAN MALDEGHEM: We zien op de markt de ene na de andere stove pipe ontstaan. Allemaal mooie puntoplossingen maar die dingen gaan nooit cross-domein relaties aan. Ze zijn intelligent en gebruiken machine learning binnen hun oplossing. Maar ofwel gaan ze daar niet buiten, of ze doen het wel en dan krijg je een spaghetti aan API’s naar verschillende platformen. Daar leggen wij een laag tussen en zorgen we in de eerste plaats dat de stad eigenaar is van die datastroom. Vandaag is dat eigenaarschap vaak van de applicatie en krijgt de stad daar een rapport van. Bij ons kan de stad er mee doen wat ze wil.
GEUKENS: Op dat moment is duidelijk hoe belangrijk het is dat steden en gemeenten eigenaar zijn van die data. Zo kunnen zij kiezen hoe ze die data eventueel publiek beschikbaar stellen of zouden verhandelen.
VAN MALDEGHEM: We spreken ook met spelers als Cronos, hè. En we hopen dat ze geweldige applicaties maken die wij aan ons platform kunnen toevoegen zodat die data ook op andere manieren gebruikt kan worden. Voor ons is het open langs boven en open langs onder.
Dus jullie aanpak is om van de slimme lantaarnpaal van bedrijf X de commodity hardware te maken, waarbij jullie de softwarelaag voorzien om ze te verbinden met een dashboard en anderen smartcityaspecten?
VAN MALDEGHEM: Op termijn willen we een aantal afgebakende producten hebben die de integratie verzorgen van verschillende partners, waarbij we dat product zowel in Antwerpen, Gent als Genoelselderen kunnen inzetten en wij voor de integratie kunnen zorgen. We gaan nooit zelf sensoren maken, maar we gaan ze wel allemaal willen integreren. Applicaties gaan we wel bouwen, maar absoluut open voor iedereen.
GEUKENS: Onafhankelijk van het type hardware gaan we in elk domein, water, mobiliteit, elektriciteit enzovoort, kijken hoe de datastromen die daar ontstaan kunnen worden ingezet in andere domeinen om daar zaken aan te sturen.
VAN MALDEGHEM: Zo kunnen we streven naar een cockpit voor de stad.
In welke toepassingen hebben de steden en gemeenten het meest interesse?
GEUKENS: Met visualisatie van energieconsumptie zijn we vandaag sterk bezig. Zeker gecombineerd met de productie van zonne- en windenergie. En op termijn kunnen daar nieuwe zaken uit ontstaan om ze te hergebruiken in andere domeinen.
VAN MALDEGHEM: Ook op mobiliteit willen we meer inzetten. Stel, er is een groot evenement in de stad. Hoeveel mensen mag je daar verwachten, langs welke wegen komen die binnen? Dat is weten, maar hoe stuur je ze aan? Geef je aan waar het drukker is, bijvoorbeeld via een stad-app. Maar ook hulpdiensten en politie kan je zo informatie geven. Alleen al met het cameranetwerk dat in Limburg is uitgerold kan je daar al heel wat mee. Het weten alleen is niet genoeg, zo’n oplossing moet ook aangeven welke acties je kan ondernemen. Dat is een concrete vraag die we krijgen.
Naar welke partners kijken jullie? Want gaan jullie met 12 mensen ook de integratie zelf doen?
VAN MALDEGHEM: De bedoeling is dat we meegroeien met de projecten. We evalueren constant naarmate er meer projecten komen. Daarnaast hebben we een hoop kennis binnen Cipal Schaubroeck zitten die we ad hoc kunnen raadplegen. We hebben onze eigen resources, maar als we een piek kennen kunnen we ook op hen terugvallen. Het zullen altijd partners zijn in het publieke domein.
Dus niet pakweg een integrator als ESAS?
VAN MALDEGHEM: Neen.
GEUKENS: Het kan ook zijn dat grotere steden zelf een ontwikkelaarsteam hebben en zelf toepassingen schrijven, maar wij enkel tussenkomen om de onboarding naar ons platform te doen.
Jullie zijn flexibel, als Antwerpen zelf de support wil doen dan kan dat?
GEUKENS: Ons platform laat toe dat de klant volledig zelf zijn eigen applicatie kan kiezen, zijn eigen data kan onboarden en zelf met zijn applicatie aan de slag kan gaan. Maar we ondersteunen wel voor de kleinere spelers omdat ze die middelen niet hebben.
VAN MALDEGHEM: We bieden een platform-as-a-service aan waar de stad containerized applicaties kan hosten. Dat is volledig geautomatiseerd, wij monitoren dat, herstarten bij problemen, we houden ze 24/7 up and running. Daarnaast krijgen ze een waaier aan tools om zelf dashboards te maken, waarschuwingen te genereren, real-time analytics te doen en om zelf databases bij te houden om historische data te bewaren. Dat is geen verplichting, maar een stad die dat wil, kan alle datastromen waarover ze beschikt gebruiken.
Daarnaast bieden we zelf analytics-diensten aan waar we voor hen een aantal dingen doen. We hebben ook een data broker waarmee we het een stad mogelijk maken om data ter beschikking te stellen, hetzij als open data of in een commerciële omgeving. De laatste laag is het connecteren van alle sensoren. We hebben een zeer modulair platform om alle mogelijkheden te ondersteunen.
GEUKENS: We leveren ook de nodige tools om de datastromen en schema’s naar elkaar toe verstaanbaar te maken zodat alles met alles kan spreken.
Als jullie van verschillende steden en gemeenten data binnen krijgen, denken jullie er dan ook over na om dat in een big data verhaal, bijvoorbeeld aan Vlaanderen, aan te bieden? Bijvoorbeeld “In Genoelselderen merken we op vrijdagnamiddag mobiliteitsproblemen die de gewestwegen treffen?”
VAN MALDEGHEM: Absoluut. Dat willen we doen. Op verschillende segmenten zoals milieu, afval, verlichting, elektriciteit, veiligheid enzovoort, gaan we ook open data creëren waarbij lokale besturen hun gegevens met elkaar delen, als ze dat zelf willen uiteraard. De volgende stap is cross-domein te kijken als bijvoorbeeld het waterverbruik in een regio bij een of twee gemeenten hoger ligt, of we daar samen met De Watergroep iets aan kunnen doen.
GEUKENS: Maar de klant beslist zelf of ze dat als open data ter beschikking stellen. Jullie hebben zelf natuurlijk veel kostbare data op jullie platform.
VAN MALDEGHEM: Dat is net waar steden en gemeenten schrik van hebben. Dat een Google, Facebook of Amazon meer weet over haar burgers dan de steden zelf. Wanneer ze thuis zijn, hoe hoog de verwarming staat en een stad weet dat niet. Het doel is dat alle data die we genereren om burgers gezond te laten wandelen, om op een efficiënte manier naar school te fietsen, niet aan Amerikaanse multinationals te geven, om ze misschien later te moeten terugkopen. Die data gaan ze zelf houden en inzetten om het beter te maken voor die burger.